Daar ga ik dan, thuis in eigen keuken bonbons maken. Eerst de chocolade smelten. Je kunt elke chocolade gebruiken die je wilt. Een chocolatier gebruikt chocoladegallettes, maar ook de goedkoopste supermarkt chocolade geeft een prima resultaat. Even later: het tempereren is gelukt! Ik heb de chocolade verwarmd in de magnetron tot 45 graden, gecheckt met een kookthermometer. Door er blokjes chocolade aan toe te voegen teruggekoeld naar 30 graden, nu kan het bonbons maken beginnen. Ik begin eenvoudig, met kant-en-klare vulling uit de supermarkt. Blokjes nougat en fudge. Als versiering gebruik ik hazelnoten, amandelen, walnoten en rozenblaadjes.
Het doorhalen van de bonbons is een geduldklusje. Je hebt hiervoor speciale doorhaalvorkjes. Gezien de prijs (rond de 15 euro) kom ik tot de conclusie dat een gewone vork prima voldoet. Je gooit een blokje vulling in de vloeibare chocolade en met een vork draai je het blokje om, laat de overtollige chocolade eraf lopen en laat je de bonbon op vetvrij papier, of in dit geval een snijplacemat glijden. Nootje erop en klaar. Na een uurtje kliederen met chocola heb ik een plaat vol zelfgemaakte bonbons en ben ik volmaakt in zenstemming door het repeterende doorhaalwerk. Even in de koelkast laten staan om op te stijven. De volgende ochtend kijken of er inderdaad geen witte waas over de chocolade is gekomen: yes, ze zien er allemaal nog even prachtig uit! Zo trots, zo mooi, dat ik ze bijna niet durf op te eten. Gelukkig heeft manlief daar minder problemen mee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten